De voorman van Provo was zijn tijd ver vooruit – en zit ook nu nog vol ideeën

Gratis leenfietsen, windmolens in de stad; politiek activist Roel van Duijn had eind jaren zestig allerlei duurzame ideeën, maar werd nauwelijks serieus genomen. Nu regeert het omdenken. Hoe kijkt ’s lands eerste klimaatdrammer naar die verandering?

Marco van den Berg

Het begint met de vraag: waar is Roel van Duijn eigenlijk? De 77-jarige filosoof en auteur schrijft boeken over liefde en de oorlog, maar is verder van de radar ­verdwenen. Hij geeft niet thuis op zijn woonadres in Amsterdam-Slotervaart. Dankzij mailcontact is het raadsel snel opgelost. “Sinds zaterdag ben ik bij mijn vriendin in Duitsland. Voor het eerst in maanden heb ik weer iemand vastgehouden. Het is prachtig hier, aan de voet van een berg. Eerdaags verschijnt ook de Duitse vertaling van mijn boek ‘Een zoon voor de Führer’.”

Omwille van de afstand plannen we een telefonisch interview. De ex-Provo wil graag getutoyeerd worden en neemt de tijd voor zijn antwoorden. Het is hier en daar diep graven. Soms schiet hij vanuit het niets in de lach. Opnieuw beleeft hij plezier om het brave Nederland dat zich op de kast liet jagen door de plagerige happenings van Provo (1965-1967). Zonder vergunning krenten uitdelen op straat. Politieagenten jennen. Trommelen en dansen op het Spui in Amsterdam. Een vrolijke verpakking voor een bloedserieuze missie, legt Van Duijn uit. Het ­opvallende is: veel van die ideeën zijn alsnog uitgevoerd. Zo gek was het blijkbaar niet…

Om te beginnen het Witte Fietsenplan. Hoe werd dat ontvangen?
“Als sektarische gekkigheid. De politie nam de fietsen in beslag. Men vond ons idioot. Er volgden ook arrestaties. Dankzij alle aandacht van journalisten mocht Provo uiteindelijk lezingen houden op scholen en universiteiten. Zo hebben we succes geboekt. Wereldwijd zijn er naar ons voorbeeld al miljoenen leenfietsen. Net als deelauto’s trouwens. Mijn suggestie om autodaken in te richten als tuintje was een grap. Maar zo kreeg ik wel een podium om mijn zorgen te uiten over stinkende uitlaatgassen. Het is helaas nog altijd actueel. Kijk naar Volkswagen en de sjoemeldiesels. Toch vind ik ook elektrisch rijden niet ideaal. De meeste energie komt uit vervuilende centrales. Zorg eerst voor schone energiebronnen, pas dan is het een stap vooruit.’’

 

In veel steden is opeens aandacht voor biodiversiteit. Alsof er nu wél geluisterd wordt naar Provo.
“Klopt, maar dat geldt ook voor de ­Kabouterbeweging. In 1972 begonnen we in Amsterdam met stadsboerderijen op plekken waar huizen waren gesloopt. We legden schooltuinen aan en verwijderden straatklinkers voor geveltuintjes. In 1970 is de Oranje Vrijstaat opgericht. Met het kabouterdepartement De Wandelende Tak gingen we de stad door om extra bomen te planten. Dat zie je nu ook. Ik ben in overleg met de gemeente om bij het Lieverdje, het bekende beeld op het Spui, een appelboom te planten. Dat is voor de vijftigste verjaardag van de Vrijstaat. Deze ­zomer komt er een nieuwe maquette. De boom mag verderop, in het nieuwe postzegelparkje.’’

 

Provo wilde meer biologische landbouw. Dat is toch ook gelukt?“Ja en nee. Het is nu een officieel streven van het ministerie. Dat is winst. Net als alle streekmarkten. Maar op ­Europese schaal blijft Nederland een achtergebleven kindje. Vergeet niet, in diezelfde tijd heeft ook de bio-industrie een vlucht genomen. Het is als met de auto’s; die zijn een stuk schoner en ­worden vaker uit stadscentra geweerd. Mooi. Maar het totale aantal ligt vele malen hoger dan in 1965. De groei is het werkelijke probleem. Provo sprak over de verslaafde consument. Die is verslaafder dan ooit en kermt onder alle financiële gevolgen van corona. Maar economische groei is toch niet het doel van ’t leven? Meer groei is zelfs riskant, als we het leefbaar willen houden.

“De productie van wind- en zonne-energie blijft achter. Binnen Europa is dat aandeel nog altijd marginaal. Vanuit Provo riepen we op tot versobering van energieverbruik. Je kunt de hele wereld wel volzetten met molens en panelen, maar tegen onbeperkt verbruik is niets opgewassen. Het vraagt gedragsverandering. Alles minder. Ook minder auto’s, minder vliegtuigen. Ja, dat botst met vele belangen, maar je ziet hoe de natuur opademt in deze coronatijd. Zo ingewikkeld is het niet.”

 

Had Provo dat inzicht vijftig jaar geleden al?
“Zeker. Daarom presenteerden we het Witte Schoorstenenplan. Bedoeld om de fabriekslucht te zuiveren. Da’s toch niet zomaar, lijkt me. In 1972 schreef ik het Witte Windmolenplan. Als wethouder zette ik windmolens en zonne-energie in voor het gemeentelijk energiebedrijf. Allemaal met het oog op­ ­klimaatverandering. Nog zoiets: in 1970 hield ik een lezing over de Noordpool en het gevaar van smeltende ijskappen. Dus ik kan het niet anders zeggen: we hebben gewaarschuwd.

 

 

“In die jaren zag je overal milieuvervuiling. Vooral in de stad. Smerig grachtenwater, roetaanslag, vieze lucht. Het drinkwater zuiveren werd problematisch. Onze beweging had contact met biologen. Ik was bevriend met Murray Bookchin, een Amerikaanse anarchist. Hij schreef eind jaren zestig al een boek over verstikkende steden. Dat milieubewustzijn is toen wel ontstaan, maar op grotere schaal is te laat ingegrepen.”

 

Waarom ging jij er wél zo vol voor?
“Mijn ouders waren theosofen met een sterk gevoel voor moraal. De mens leeft om beter te worden. Dat soort gedachten. Op de Montessorischool leerde ik onafhankelijk denken en gaf ik mijzelf de opdracht de wereld te verbeteren. Later hoorde ik: Provo’s moeten naar een concentratiekamp op Terschelling! Die heftige emoties riep het op. Ik trok mij er niets van aan. De revolutie moest door, daar ging het om.”

 

Provo stopte in 1967. Van Duijn: “Eerst was ik goed ziek, maar de dokter zei: hou op, je mankeert niets. Ik piekerde veel, wist niet zo goed hoe nu verder … De arts adviseerde iets heel anders op te pakken. Dus ik naar Walcheren, meehelpen op een biologische boerderij. Ik sprak vaak met die antroposofische boer. Op een keer vroeg ik of het loof van de aardappels ook nog werd afgeslagen, met zo’n machine. Hij schrok: ‘Nee! Dat doen we hier niet. ­Anders verjagen we alle kabouters. Die hebben we nodig. Anders groeit er niets.’ En ik dacht: ahá! Dan is dit de naam voor een nieuwe, groene beweging. In de trein terug naar Amsterdam schreef ik het Kaboutermanifest. Vervolgens kwam ik in de gemeenteraad.’’

 

Maar geloofde die boer daadwerkelijk in kabouters?
“Als antroposoof geloofde hij in geestelijke elementen die de gewassen helpen groeien. De kabouter is een symbool daarvan. Ik ben geen antroposoof, maar zag vooral een aansprekend beeld voor het nodige evenwicht tussen natuur en cultuur. Die harmonie is nog altijd verstoord.”

 

De Kabouterbeweging redde het niet als politieke partij. Ze was volgens Van Duijn onvoldoende georganiseerd. Hij werd wethouder in Amsterdam.

“Ik wilde idealen verwezenlijken en sloot mij aan bij de Politieke Partij Radicalen. Via die route werd ik wethouder. Het mondde uit in een eindeloos gevecht tegen de gevestigde orde. Zei ik iets over windmolens en zonne-energie? Dan spraken tegenstanders over Jules Verne-gedoe. Werkelijk álles richtte zich op atoomenergie. Ik wilde inwoners via een referendum laten kiezen. Dat lukte niet. In 1976 ben ik weggestuurd. Formeel omdat ik bij vergaderingen geestelijk en lichamelijk onvoldoende aanwezig was. Later heb ik de notulen erbij gepakt: ik was als wethouder juist het mínst afwezig. Gewoon een smoes dus.”

 

Heb je ergens spijt van?
Lange stilte. “Nee. Er was gewoon een andere denkrichting in de mode. Zelfs een plan om een autoweg over het Vondelpark aan te leggen. Onvoorstelbaar. Ik wilde vooral goede ideeën uitzaaien, ik voelde niets voor een politiek machtsspel. Als wethouder kwam ik graag op de fiets, maar die werd dan door tegenstanders in de gracht gegooid. Zo ging ’t. Na mijn vertrek werd ik boer. Ik moest eerst genezen van alle narigheid. We zijn zo vaak uitgelachen. Het maakt mij nog razend.”

 

Stel: Provo is opnieuw actief. Welke ­actie kunnen we dan verwachten?
“Iets tegen luchtvaart, denk ik. Vliegtuigen zorgen voor veel meer vervuiling dan auto’s. Desondanks breidt het aantal vluchten zich ongehinderd uit. Terwijl je ook nog eens virussen verplaatst van continent naar continent. Dit is hét moment om alles aan banden te leggen. Maar wat zie je? Luchtvaartbedrijven krijgen vanwege de crisis ­extra geld en er worden niet eens milieuvoorwaarden aan verbonden.’’

 

Dus je gaat voor een Witte Vliegtuigenplan?
“Dat is een goed woord. Ik denk: verminder het aantal luchtvaartmaatschappijen in Europa. Breng het terug tot een organisatie. Noem die Euro Air. Stop met de meeste toeristische vluchten en kies voor toestellen op zonne-energie of waterstofgas. Nog iets: bij ­opstijgen en landen maken die nieuwe vliegtuigen geen herrie, maar hoor je juist vriendelijke vogelgeluiden. Of zo.”

 

Kijk, toch weer die humor. Tekenend voor Provo, toch?
“Die vrolijke noot mis ik nu weleens. Goede spot is voor eeuwig. Neem ­Charlie Chaplins imitatie van Hitler, daar kan de huidige klimaatbeweging een voorbeeld aan nemen. Doe ’t gewoon: maak spotfilmpjes over natuurvernietigers.’’

 

Je bent niet meer in beeld als politiek activist. Is dat bewust?
“Ik beperk mij tot het schrijven. Onder meer voor De Republikein en een Duits anarchistisch tijdschrift. Ik verdiep mij in het machtsdenken. De wereld van fascisten en populisten. Want ik zie overeenkomsten met de jaren zestig. Ook nu laten mensen zich voeden door complottheorieën. Lange tijd is zelfs beweerd dat ik werd aangestuurd vanuit Moskou. Bizar. Als je een leugen vaak genoeg herhaalt, gaan mensen er vanzelf in geloven

 

“Lange tijd dacht ik: de jonge generatie laat het erbij zitten. Maar sinds ­enige tijd merk ik verandering. Dat geeft hoop. Een meerderheid van de ­bevolking kan het echter weinig ­schelen en past de leefwijze niet aan op het noodzakelijke. Daar helpen waarschuwingen niet. Zij hebben een overheid nodig die grenzen stelt aan vervuiling en opwarming. Hoe dan ook, het is diep verontrustend.”