‘Dit is je leven en ook met zulke dingen moet je leren omgaan’

Tamara Hamstra (36) voedt haar kinderen – van 3 en 5 jaar – in haar eentje op. Ze was zwanger van de tweede toen de relatie stukliep. Ja, zoiets is pittig. Daarnaast heeft ze een drukke baan bij een uitzendbureau in de zorg, waar ze werving en selectie doet. Ze ziet werk als haar hobby en wil knallen. Meters maken. Dat moet ook, omdat ze kostwinner is. Tijdens de eerste lockdownperiode werd het allemaal teveel. Vanwege een burn-out neemt ze nu gas terug. Tamara heeft in de afgelopen tijd veel nagedacht – ook over haar adoptieverleden. Alle reden om haar te benaderen voor deze interviewserie.

 

Het moet gezegd, ze oogt als één brok power. Tamara reageert snel en de ondertoon is vrolijk en positief. Je zou niet direct zeggen dat ze een burn-out heeft. “Ik verberg het niet, maar je kan bij mij niet altijd aan de buitenkant aflezen hoe ik mij van binnen voel.”

 

Op de middag van het interview, bij haar thuis, heeft ze eerst nog een Zoommeeting van haar werk. Het loopt uit, waardoor ons gesprek later begint. Geen punt. Zelf blijft ze ook heel ontspannen. De kinderen zijn bij de opvang en het is nog láng geen zes uur… Even later gaat dan toch de laptop dicht en de telefoon weg. Tamara ploft neer op de bank. “Genoeg vergaderd. Wil je echt geen thee? Ik neem zelf wel hoor!”

 

Ze is de oudere zus van Sarath, die we kennen als fractievoorzitter van het CDA in Ermelo. Ook hij komt aan bod in deze verhalenserie. Ze zijn geboren in Sri Lanka – volgens velen het mooiste land ter wereld. Altijd lekker weer, heerlijk eten en prachtige natuur. Tamara weet er niets meer van. Ze was twee toen ze werd geadopteerd en samen met haar biologische broertje van zes weken oud naar Nederland verhuisde. Welke mooie woorden je daar ook aan geeft, zo’n adoptieproces blijft altijd een beetje schuren. Gelukkig is Tamara ontwapenend open. We mogen alles vragen. “Maar ik heb helemaal geen spannende hobby’s. Waar gaan we het eigenlijk over hebben?” zegt ze grijnzend.

Om te beginnen eerst iets over haar jeugd

“Mijn broertje heeft vanwege studie en werk ook in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gewoond, maar ik ben nooit weggeweest uit Ermelo. Ik woon hier al 36 jaar en ik blijf hier ook. Het voelt vertrouwd. Ook door mijn familie en vrienden. Alles speelde zich hier af. Muziekles, sport, gym, ballet. Ik was een vrolijk meisje en zat op de Ireneschool. Genoeg vriendinnetjes. Later ging ik naar Landstede MBO. Ik heb als bijbaantje vijf jaar bij Kruidvat gewerkt en op mijn zeventiende liep ik stage bij Groot Emaus. Daar woonden we vlakbij en mijn moeder werkte ook bij ’s Heeren Loo. Ze waarschuwde mij altijd voor de jongeren op Groot Emaus. Ik mocht er absoluut niet ’s avonds in mijn eentje fietsen. Maar ja, dat avontuurlijke trok mij juist aan.”

Op haar negentiende ging Tamara op zichzelf wonen, boven een winkel in het dorp. Ze werd in die periode ook politiek actief binnen de jongerenraad.

“Ik werd zelfs voorzitter en het was best leerzaam, maar die politieke drive van Sarath heb ik niet. Ik heb vooral een zorghart. Na mijn opleiding werkte ik vijftien jaar bij Groot Emaus. Een geweldige tijd. Negen keer per jaar op kamp met die jongeren. Leuke dingen verzinnen. Ik heb weleens een late dienst gedraaid waarbij we zoveel mogelijk activiteiten probeerden te doen. Eerst mountainbiken, daarna een moestuin aanleggen, de kamers schoonmaken en vervolgens om half negen ’s avonds nog even een warme maaltijd. Iedereen bekaf. Maar echt zo’n voldaan gevoel. Heerlijk.”

Ze is nooit zo met haar adoptie bezig geweest. Eigenlijk is dat meer iets van de laatste tijd.

“Vanwege die burn-out heb ik gesprekken met een therapeut en ik merk dat het adoptieverhaal voor mij geen vraagstuk is. Als je hoort hoe andere mensen daarmee worstelen, twijfel ik soms aan mezelf. Druk ik het onbewust toch weg? Maar zo voelt het niet. Ik kan prima leven met dat gegeven.” “Mijn therapeut zei: je eerste life-event was dat je biologische ouders je hebben weggegeven. Tja… Als je daarover nadenkt, is het best heftig. Ik voel er wel iets bij, maar het staat mij niet in de weg. Mijn kinderen stellen wel steeds vaker vragen over hun huidskleur en over die van oma – of dat wel écht mijn moeder is. Die hele Black Lives Matter-discussie is hen ook niet ontgaan. Ik verbaas mij daar wel over. Mijn zoontje zei laatst: als je bruin bent gaat de politie je sneller aanhouden hè. En ik denk dan: waar heb je dát nou weer gehoord?”

“Een andere keer zei hij: mam, ik moet je iets belangrijks vertellen. Want witte mensen zijn van vlees en bloed, maar bruine mensen ook. Dus ik denk: wauw, mooie gedachte. Ik vroeg waarom hij dat had bedacht. Zegt-ie: nou, ik heb een meisje gebeten op school, zij is blank en ik zag dat ze ook bloedde… Hahaha. Daar ging mijn trotse gevoel.”

 

Onlangs merkte haar dochtertje dat ze bij de opvang het enige bruine meisje is, vertelt Tamara.

“Dat vond ze niet leuk, maar die fase heeft ieder kind. Je beseft opeens hoe je eruit ziet en hoe anderen eruit zien. Dat is voor mij als moeder geen reden tot paniek. Hou toch op zeg… De een heeft rood haar, de ander draagt een bril. En dat verzint niemand: dat is ook gewoon zo. Ik leer mijn kinderen: dit is je leven en ook met zulke dingen moet je leren omgaan.”

“Ik heb niet het idee dat ik erg ben gediscrimineerd in mijn leven. Misschien was het anders geweest als ik kroeshaar had gehad; een Afrikaanse vrouw valt weer in een ander profiel. In Ermelo zijn best veel geadopteerde kinderen uit India en Sri Lanka. Ik heb mij nooit vreemd of anders gevoeld.”

 

 

Dankzij haar loopbaan bij Groot Emaus kwam Tamara extra stevig op haar benen te staan.

“Als je dagelijks te maken krijgt met verbale en fysieke agressie, dan leer je daar wel mee omgaan. De jongeren die ik hielp, hadden al heel wat hulpverleners versleten. Ze pakten je op je thema. Iemand die stevig is, werd al snel dikke genoemd… De eerste keer is vervelend, maar na honderd keer raakt het je niet meer echt…”

“Mijn kleur was juist een voordeel. Op een gegeven moment hielpen we 250 jongeren van 150 verschillende nationaliteiten. Misschien was ik nog wel veel Hollandser dan al mijn blanke collega’s, maar soms moesten zij harder werken om iets gedaan te krijgen. Mijn kleur boezemde toch een soort vertrouwen in…”

 

In haar werk bij Groot Emaus probeerde ze het verschil te maken.

“Ik had een mentorkind uit Friesland; een jongen die was opgevoed met discriminerende ideeën. Zijn ouders had ik wekelijks aan de telefoon, maar nog nooit ontmoet. Na twee jaar begeleiding kwamen ze hem ophalen. Toen zijn vader mij zag, werd de man helemaal rood. Hij schrok. Uitgerekend zijn zoon was geholpen door iemand met een donkere huidskleur. Hij gaf mij een hand en bedankte mij voor alles, want ik had de jongen door dik en dun gesteund. Op zo’n moment hoop ik maar dat ik het verschil heb gemaakt.”

 

 

Tamara merkt dat de zorgsector wel wat is veranderd in de afgelopen jaren. De aanpak is iets zoetsappiger. Dat geldt ook voor de opvoeding, vertelt ze.

“Ik ben daarin redelijk nuchter. In de basis moeten kinderen gewoon normaal doen. Leg uit waarom iets goed of fout is, maar maak er niet teveel woorden aan vuil. Niet overal aan blijven haken, da’s doodvermoeiend. Dat heb ik echt van mijn moeder. Zo van: we gaan er niet eindeloos over miepen.”

 

“Ik heb een cursus gevolgd om yogadocent te worden. Dat voelde alsof ik terugging naar mijn roots. In Sri Lanka en India is het een en al yoga. Ik heb wel iets met dat spirituele, maar tot op zekere hoogte. Ik geloof vooral in een goede balans. Op tijd bewegen, gezonde voeding en veel de natuur in. Ja, als het heeft geregend met de kinderen naar buiten en stampen in de modder. Dat soort werk.”

 

“Ik ben een enorm familiemens. Daarin merk ik weleens verschil. Vroeger vond mijn moeder het vervelend als ik vroeg of een vriendinnetje mee kon eten. Want dan had ze net te weinig aardappels geschild. Dat kwam dan even niet uit. Zelf ken ik dat gevoel helemaal niet. Van mij mag iedereen blijven eten. Dat vind ik juist gezellig.”

 

 

Tamara vindt het vervelend als mensen haar zwart noemen.

“De afstandsbediening is zwart, ik niet. Ik ben bruin of donker. Toch speelt die kleur nauwelijks een rol in mijn leven. Het kwam nauwelijks ter sprake. Ik merk uiteraard wel hoe de discussie oploopt in de samenleving. Ik zie het zo: als je beweert dat discriminatie niet speelt, omdat je er weinig van merkt, maakt dat je nog geen racist. En als je vindt dat racisme écht een thema is, maakt dat je nog niet meteen tot een slachtoffer. Je moet beide kanten willen horen. Dat geldt voor heel veel onderwerpen: in de basis wil ieder mens gewoon gehoord worden. Als we iets meer tijd nemen om naar de gemene deler te zoeken, zou het ook niet zo uit de hand lopen in de wereld.”